Eén van de doelstellingen van een rechercheonderzoek is de identificatie van de persoon (of personen) die betrokken is/zijn geweest bij een situatie.

Identificatie kan op veel manieren plaatsvinden. Getuigen identificeren personen aan de hand van uiterlijke kenmerken. Als je iemand ziet die je kent, dan herken je die persoon aan zijn gezicht, lichaam, kleding of soms zelfs de manier van bewegen. Toch is deze wijze van identificeren subjectief. Is het je ook wel eens overkomen dat je ‘hoi’ zei tegen iemand, die – toen hij zich omdraaide – een heel ander persoon bleek te zijn?

Ons gezicht is ons belangrijkste identificerende kenmerk. In het dagelijks leven herkennen we anderen aan hun gezicht.
In het forensisch onderzoek wordt voor identificatie gebruik gemaakt van unieke kenmerken van personen . Deze unieke kenmerken komen voor in veel verschillende variaties en zijn per persoon uniek. In ieder geval dusdanig uniek dat het kenmerk in relatie met andere vermoedens dat de eigenaar bij de situatie is betrokken, wel erg aannemelijk wordt.

Deze week beschrijf ik de twee belangrijkste forensische sporen die worden gebruikt ter identificatie: het DNA-profiel en de Vingerafdruk.

DNA-profiel

Het genetisch materiaal dat iedereen bezit en waar ieder mens uit opgebouwd is, is het DNA-materiaal in de celkern. DNA bestaat uit verschillende bouwstenen die in een bepaalde volgorde achter elkaar liggen. Het aantal bouwstenen en de volgorde waarin deze bouwstenen in onze celkernen liggen, zijn de genetische informatie die we als mens hebben.

De bouwstenen van het DNA kunnen een eindeloze hoeveelheid verschillende ‘codes’ vormen. Deze code (ofwel het DNA-profiel) is uniek per persoon. Het is onmogelijk om vast te stellen of er ergens op de wereld nog een persoon rondloopt met exact dezelfde code, maar samen met overige aanwijzingen, is een DNA-profiel een erg sterk identificatiemiddel.

Voortdurend laten we celmateriaal van onszelf achter. Als we praten, verspreiden we minieme speekseldruppeltjes, we verliezen haren en laten cellen achter als we dingen aanraken. Al deze cellen bevatten ons DNA. Overal is dus DNA te vinden. Binnen opsporingsonderzoeken is het erg van belang om juist die DNA-sporen te vinden die in relatie staan tot de te onderzoeken situatie.

Vingerafdrukken

Vingerafdrukken zijn de patronen die de lijnen op onze vingers en voetzolen vormen. De lijnen (papillairlijnen) binnen het patroon beginnen, eindigen of kruisen elkaar. De patronen ontstaan in de baarmoeder onder invloed van de beweging van de moeder, de foetus en de stroming van het vruchtwater. Hierdoor zijn de papillairlijnenpatronen voor ieder individu uniek. Na het ontstaan in de baarmoeder blijven de patronen het gehele leven onveranderd. Slechts een blijvend litteken kan een patroon veranderen, en vormt dan weer zijn eigen unieke kenmerk in een vingerafdruk.

Vingerafdrukken ontstaan wanneer zweet, dat zich vormt op de papillairlijnen, achterblijft op een oppervlak waarmee de vinger in aanraking is geweest.
Vingerafdrukken kunnen dus worden gevonden op ieder oppervlak dat is aangeraakt door een persoon.

Identificatie

Zowel DNA-materiaal als vingerafdrukken zijn sterke identificerende sporen in het forensisch onderzoek. Met alleen een spoor ben je er echter nog niet. De wijze waarop het spoor terecht is gekomen op de plaats waar jij, als onderzoeker, het spoor hebt gevonden, is minstens net zo belangrijk om de waarde en de betrokkenheid van het spoor bij de te onderzoeken situatie te kunnen aantonen.

Wat wil jij leren over DNA en vingerafdrukken?

Heb jij nog vragen over DNA of Vingerafdrukken? Welke informatie zou je graag van mij willen weten over deze twee sterke identificerende sporen? Laat het weten in het reactieveld hieronder en ik beantwoord de vragen in de komende blogs.

Ken je mensen in je netwerk die belang kunnen hebben bij deze informatie? Deel deze blog met je netwerk door op de tweet, like of share buttons te klikken, zodat ook de mensen in jouw netwerk kunnen profiteren van dit blog.

Samen naar de waarheid!
Cynthia