In wetgeving en regelgeving mag geen enkele twijfel bestaan over wat er bedoeld wordt met een gebod of verbod.
Als je voor het eerst een wetsartikel leest, moet je de zin waarschijnlijk drie keer lezen voordat duidelijk is wat er staat. Maar als je hem eenmaal goed gelezen hebt, is er geen twijfel mogelijk over wat er bedoeld wordt.

Een overtreding is pas begaan als voldaan wordt aan wat in het gebod of verbod genoemd wordt. Een bordje met ‘verboden voor honden’, betekent dat katten en andere dieren wel toegestaan worden. Je overtreedt het verbod immers niet als je een cavia of schildpad meeneemt in de ruimte die schuilgaat achter het bordje.

Dit klinkt erg pietluttig, maar in het strafrecht is de omschrijving van strafbare feiten erg belangrijk.

Diefstal

‘Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.’

Deze omschrijving van diefstal (art. 310 WvSr) is erg duidelijk. Er zijn een aantal voorwaarden waaraan voldaan moet zijn, voordat men schuldig aan diefstal kan worden bevonden.

  1. Er moet sprake zijn van ‘enig goed’;
  2. Dat goed moet ‘geheel of ten dele aan een ander toebehoren’;
  3. Men moet het goed ‘wegnemen’;
  4. Men moet het oogmerk hebben ‘om het zich wederrechtelijk toe te eigenen’.

Wanneer één van deze elementen ontbreekt in de situatie, kan men niet spreken over diefstal.

Onderzoek

In een opsporingsonderzoek is het erg belangrijk om de elementen van het gebod of verbod goed in kaart te brengen. Met deze elementen kan immers worden vastgesteld of een overtreding is begaan. Deze vaststelling kan pas worden gemaakt, wanneer ook bewezen is dat aan alle voorwaarden (alle elementen) is voldaan.
Met andere woorden: het onderzoek richt zich erop om aan te tonen of alle elementen van een gebod of verbod zijn voltooid. Wanneer één van de elementen niet voldaan is, is geen sprake van overtreding.

Wandelen of marcheren

Op het moment dat deze post geplaatst wordt, loop ik ergens in de omgeving van Nijmegen (hopelijk) onder de zon op de derde dag van de Nijmeegse vierdaagse.

In het reglement is opgenomen hoe deelnemers zich over het parcours moeten bewegen om te voldoen aan de prestatie die de Nijmeegse 4daagse heet:

‘Onder wandelen of marcheren wordt verstaan het zich zodanig voorwaarts bewegen, dat met de voeten voortdurend contact met de grond wordt gemaakt en het lichaamsgewicht beurtelings van het linker- op het rechterbeen wordt overgebracht. Derhalve is niet toegestaan:

  • Gebruik te maken van een of meer voorwerpen die lichaamsfunctie(s), nodig om te wandelen, in overwegende mate en anders dan als prothese, aan- of vervullen, dan wel ondersteunen;
  • Gebruik te maken van een vervoermiddel;
  • Te snelwandelen, nordic walking (exerstriding, pole-walking en/of poletrekking) en/of in looppas voort te bewegen.

http://www.4daagse.nl/images/stories/files/reglementen/reglementvierdaagse-web.pdf

Duidelijk toch? Ik mag niet hinkelen, niet huppelen en niet rennen. Als mijn tenen niet tellen als ‘met de voeten voortdurend contact met de grond maken’, mag ik ook niet kruipen.

Wat denken jullie: mag ik wel achteruit lopen? Laat het me weten in het reactievak hieronder.

Samen naar de waarheid (en naar de finish)!
Cynthia

P.S. Volgens het 4daagse reglement mag ik ook geen doping gebruiken. Gelukkig is paracetamol wel toegestaan 🙂