Vingerafdrukken zijn uniek. Dit gegeven is bekend. Alle vingerafdrukken bevatten unieke kenmerken waarmee personen tot op (de vinger van) het individu kunnen worden geïdentificeerd.
Toch kunnen alle vingerafdrukken ook worden ingedeeld in een categorie; een klasse.

Classificatie vingerafdrukken

Iedere vingerafdruk kan worden ingedeeld in één van negen hoofdvormen. Deze classificatie is in 1823 voor het eerst opgeschreven door Johannes Purkinje.
Pas later stelden anderen vast dat vingerafdrukken op nog specifiekere punten van elkaar kunnen worden onderscheiden.

De indeling in klassen die Purkinje noteerde, wordt in de huidige dactyloscopie nog steeds gebruikt om vingerafdrukken van elkaar te onderscheiden.

Hoofdvormen

De negen hoofdvormen staan in onderstaand figuur weergegeven:

Geen hoofdvorm

Natuurlijk zijn er altijd uitzonderingen op een regel. Er bestaan ook vingerafdrukken die niet uitsluitend kunnen worden ingedeeld in één van de negen hoofdvormen. Deze afdrukken vallen dan onder de categorie ‘onleesbaar’.

Gebruik van hoofdvormen

In de huidige tijd worden vingerafdrukken die gevonden worden op locatie meestal vergeleken met de vingerafdrukken in een database met behulp van software. Hierbij wordt nog maar weinig gekeken naar hoofdvorm.

Wanneer in een particulier onderzoek een gevonden vingerafdruk moet worden vergeleken met een selecte groep referenten, wordt wel nog steeds gebruik gemaakt van het classificatiesysteem om referenten uit te sluiten.
Twee gevonden dactyloscopische sporen vergelijken met twaalf referentiepersonen komt toch neer op 2 x (12×10)=240 vergelijkingen…

Alleen de referentieafdrukken die op hoofdvorm overeenkomen met het gevonden spoor, worden op specifiekere kenmerken met elkaar vergeleken.

Deze uitsluiting-stap op basis van hoofdvorm kan natuurlijk alleen plaatsvinden als er een hoofdvorm zichtbaar is in het gevonden spoor. Wanneer het gevonden spoor geen hoofdvorm bevat, wordt het spoor met alle referentie-afdrukken vergeleken.

Weetje

Vaak komt de hoofdvorm op de vingers van de linkerhand van een persoon in tegengestelde vorm voor op de vingers van de rechterhand van deze persoon. Wanneer iemand op zijn linkerwijsvinger een lus naar links heeft, zal hij meestal op zijn rechterwijsvinger een lus naar rechts hebben. Dit is niet altijd zo, maar wel vaak.

Samen naar de waarheid!
Cynthia