DNA is aanwezig in alle cellen van een organisme. Een DNA-profiel kan dus worden opgemaakt uit alle cellen die van een organisme afkomstig zijn.
DNA-profiel uit sporen
In de praktijk wordt een DNA-profiel vaak opgemaakt uit biologische cellen die zijn achtergebleven op een locatie die wordt onderzocht. Dit kunnen vloeistoffen zijn, zoals bloed, urine of speeksel; maar ook uit bijvoorbeeld (de wortels van) hoofdharen kan een DNA-profiel worden opgesteld.
Ook kan een DNA-profiel worden opgesteld als de lichaamscellen op of in een voorwerp aanwezig zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan kauwgom, sigarettenpeuken, tandenborstels, (gebruikte) zakdoekjes, injectienaalden, pleisters en de rand van een koffiekopje.
DNA-profiel afkomstig van een persoon ter vergelijking
Als van een persoon een DNA-profiel moet worden opgemaakt, om dit profiel te vergelijken met de aangetroffen sporen, wordt het DNA-profiel bijna altijd opgesteld uit wangslijmvliescellen. Wangslijmvliescellen bevatten voldoende DNA, zijn gemakkelijk en pijnloos af te nemen van een persoon en de afname is minder invasief dan wanneer er bijvoorbeeld bloed zou worden afgenomen. Middels een wattenstaafje wordt langs de binnenzijde van de wang cellen verzameld.
DNA-profiel uit minimale sporen
Het is inmiddels mogelijk om een DNA-profiel op te stellen uit minimale sporen. Al uit enkele cellen kan een volledig DNA-profiel worden opgesteld.
We laten de hele dag door overal ons DNA achter. Als we iets aanraken (zeker wanneer dat met een ferme grip gebeurt) laten we huidcellen achter, als we praten laten we speekseldruppeltjes achter en we verliezen elke dag ongeveer 100 hoofdharen. Uit al deze kleine sporen kan een DNA-profiel worden opgemaakt. De grote vraag hierbij is vervolgens of het gevonden DNA-spoor ook iets te maken heeft met de situatie die wordt onderzocht.
Kwaliteit DNA
DNA is organisch materiaal. Organische cellen worden voortdurend aangemaakt en afgebroken. In ons lichaam gebeurt dat onder optimale condities. Wanneer celmateriaal buiten het lichaam komt, worden de cellen (en het aanwezige DNA) afgebroken. Er worden dan geen nieuwe cellen meer aangemaakt. Deze afbraak (degradatie) kan worden vertraagd en zelfs tegengehouden wanneer de cellen onder de juiste condities worden bewaard.